De rugzak van Aliq
Aliq en Tarim waren meer dan vrienden. Ze waren heel verschillend, maar toch echte zielsverwanten.
Tarim was druk en ongeduldig. Aliq was juist rustig en bedachtzaam. Hoe anders ze ook waren: ze genoten altijd van elkaars gezelschap. Ze begrepen elkaar zonder een woord te zeggen. Maar gelukkig hielden ze ook van een goed gesprek.
Op een dag zei Tarim: ‘Het is toch raar? We hebben alles wat we nodig hebben: een fijn huis, genoeg te eten en een trouwe vriend. Maar toch voel ik al lang een leegte. Ik mis wat, al weet ik niet wat precies. Maar ik weet wel dat ik het hier niet zal vinden.’
Aliq knikte. ‘Ik snap wat je bedoelt, want ik voel het ook. Ik heb al vaak op internet naar een antwoord gezocht. Het schijnt dat er een plek is waar je kunt vinden wat je mist. Ook als je niet eens weet wat je zoekt.’
‘O ja?’ reageerde Tarim opgewonden. ‘Waar is dat?’
‘Die plek heet de Raadselrots. Hij ligt heel afgelegen, een dag reizen vanaf de stad Principal. Je kunt er alleen te voet komen.’
‘Kom, we gaan er meteen heen,’ zei Tarim.
‘Wacht even,’ antwoordde Aliq.
‘Laten we eerst onze rugzak vullen met proviand. En dan onze route uitstippelen.’
‘Niet nodig,’ lachte Tarim, terwijl hij snel zijn rugzak volpropte met water en brood. ‘We nemen gewoon onze routeplanner mee.’

Een dag later stonden de vrienden bij de stadspoort van Principal. Een woest landschap met bergen en bossen strekte zich voor hen uit. Het smalle pad voor hun voeten verdween na een paar honderd meter in de wildernis. Vol goede moed gingen de vrienden op weg. Tarim keek zenuwachtig elke paar meter op zijn routeplanner. Aliq slenterde rustig over het zandpad en keek zijn ogen uit.
‘Kijk daar,’ zei hij. ‘Zie je die prachtige vlinder in die boom? En hoor je hoe mooi de vogels zingen?’
‘Mmm,’ zei Tarim, die op zijn schermpje staarde. ‘Zo meteen komt er een splitsing. En dan …’
‘… zien we wel verder,’ vulde Aliq hem aan.
Ze hielden stil in bij de zevensprong die Tarim op zijn schermpje al had gezien.
‘Die weg lijkt me wel wat,’ zei Aliq. Hij wees naar een slingerend bospad. Lang de kant stondenhoge bomen en daaronder schitterden kleurige bloemen.
‘Nee joh,’ zei Tarim. ‘Dan maak je een enorme omweg. Dáár moeten we heen.’
Hij wees naar een kaarsrecht zandpad dat langs een kale rotswand liep.
‘Als wie die route nemen, zijn we bij de Raadselrots voor de avond valt. Dan keren we morgen terug naar Principal en zijn we overmorgen weer lekker thuis.’
‘Maar mijn gevoel zegt dat we het bospad moeten nemen,’ zei Aliq rustig.
‘Wat nou gevoel,’ antwoordde Tarim korzelig. ‘Mijn routeplanner zegt dat dit de snelste én kortste weg is. En de techniek liegt nooit.’
‘Weet je wat?’ stelde Aliq voor. ‘Jij neemt jouw weg en ik ga de mijne. Dan ontmoeten we elkaar weer bij de Raadselrots.’
‘Prima,’ antwoordde Tarim een beetje beledigd. ‘Ik wacht daar wel op je. Want ik ben er zeker weten als eerste.’

En dat klopte. Na een dag flink doorlopen, hing Tarim uitgeput tegen de Raadselrots. Hij had honger en dorst. Maar zijn rugzak was leeg. Want de weg was kort, maar ook heet en droog geweest. En nu zat hij hier tegen een koude, doodstille rots. Te wachten op een vriend die nog onderweg was. En het ergste van alles: de Raadselrots vulde de leegte binnen in hem helemaal niet op. Sterker nog: toen de nacht viel en het donker werd, besefte Tarim dat hij zijn trouwe vriend miste. Hij begon zich van alles af te vragen.
Zou Aliq in het donker de weg wel kunnen vinden? Zou zijn eten en drinken op zijn? En wat als….
In plaats van antwoorden kreeg Tarim er heel veel vragen en zorgen bij!
Hij voelde zich ziek van de zorgen. Pas toen de zon de volgende dag hoog aan de hemel stond, hoorde Tarim vertrouwde voetstappen. Gelukkig: Aliq had het gehaald. Wat zou hij moe en hongerig zijn!
Maar tot Tarims stomme verbazing kwam zijn vriend fris en uitgerust op hem afgestapt. Aliq hoorde Tarims maag rommelen van de honger.
‘Laten we samen eten en drinken,’ zei hij. Uit zijn rugzak haalde hij fris water, heerlijk fruit en een flink wat brood.
‘Hoe kom je daar nou aan?’ riep Tarim verwonderd.
Aliq lachte: ‘Mijn weg was kronkelig en lang. Het pad was lastig begaanbaar. Maar dat gaf me alle tijd om rond te kijken. Er waren heldere, frisse beekjes waar ik mijn waterfles kon vullen. Ik kwam langs fruitbomen waarvan ik de lekkerste vruchten kon plukken. En onderweg kwam ik reisgenoten tegen die de tijd namen om met me mee te lopen en te praten. Zij deelden hun verhalen, maar ook hun dekens met mij. En ze gaven me brood mee voor de rest van mijn reis.  Mijn weg was lang, maar leek heel kort.’
Op dat moment begreep Tarim wat de Raadselrots hem wilde vertellen.
Als je zoekt, moet je de tijd nemen om te vinden. Als je een omweg neemt, word je weg juist korter. Als je deelt, wordt je leven rijker. En als je vriend een andere weg kiest, kruist zijn pad het jouwe wel weer. En dat vertrouwen vulde de leegte die hij zo lang gevoeld had.

(illustratie: www.lydialindeijer.nl).